Dag 16 – De meest winderige plek van Groot-Brittannië (Isle of Lewis, 31 mei)

Ik slaap uit! Het is zowaar al 8.15 als ik wakker word. Snel nog een wasje in de machine en onder de douche. In tegenstelling tot gisteren heb ik nu wél echt veel zin om weer op ontdekking te gaan. Hoewel boek-bank ook wel weer erg fijn is tot vertrek.

We rijden vandaag als eerste naar Gearrannan Blackhouse Village.
Hier kun je zien hoe mensen tot ver in de 20e eeuw leefden in zogenaamde blackhouses – traditionelehuizen met dikke stenen muren, rieten daken en geen schoorsteen. De laatste bewoners verlieten het dorp pas in 1974, waarna de huizen langzaam vervielen tot ruïnes. In een blackhouse woonden mensen en vee letterlijk onder één dak: de koeien aan de ene kant van het huis zorgden voor extra warmte, terwijl de familie aan de andere kant leefde bij het open turfvuur waarvan de rook door het rieten dak naar buiten trok.

De naam “blackhouse” kreeg overigens pas betekenis toen er in de late 19e eeuw moderne huizen met witte kalkmuren werden gebouwd – de oude traditionele huizen werden toen in contrast “zwarte huizen” genoemd. Door al die rook die door het dak ontsnapte werd inderdaad alles binnenshuis zwart van de roet, dus de naam klopte wel!

Sinds 1989 hebben locals het dorp gerestaureerd, en nu kun je er zelfs overnachten. Twee van de huisjes zijn in gebruik als museum. Het ene laat een film zien over het maken van tweed, het ander is ingericht zoals het ongeveer was aan het eind van de bewoonde periode.

In dit huisje staat ook een oud mannetje die ons wat van de achtergrond vertelt. Hij is bij vlagen onverstaanbaar doordat hij een behoorlijk Schots accent heeft én zijn standaard verhaaltje nogal mompelend afdraait. Als hij een leuke anekdote vertelt leeft hij op en is hij ineens een stuk beter te verstaan. Hij vertelt over de Vikingen waar hij vanaf stamt, maar ook over de handelsrelatie met Nederland. En dat er een hoop Schotten op Lewis waren die best wat woorden Nederlands spraken omdat ze anders in Rotterdam geen drank konden bestellen!

We laten de blackhouses achter ons (er is er elders nog eentje te bezoeken maar die is momenteel gesloten voor onderhoud) en vervolgen onze weg naar het einde van de wereld: The Butt of Lewis. Het uiterste puntje van Lewis en tevens ooit opgenomen in het Guinness Book of Records als meest winderige plek in Groot-Brittannië. Het landschap onderweg is fascinerend. Het is lastig stoppen dus ik heb nog geen foto’s maar die ga ik morgen toch eens proberen te maken. Het voelt vaak ontzettend desolaat, maar wel op een mooie manier.

We maken nog ergens een afstekertje naar een Battlefield Cairn, wat alleen een stom gedenkteken in een weiland blijkt te zijn en kopen koekjes bij een honesty box. Het is een goede dag qua honesty dingen, want we vinden er vier die echt heel tof zijn! Met als hoogtepunt een honesty caravan vol met sjaals, mutsen, bekers, sleutelhangers, oorbellen en andere spullen.

Butt of Lewis is inderdaad heel winderig, maar ook heel indrukwekkend. Van zulke grillige kliffen krijg je toch ook nooit genoeg! De bijgebouwen van de vuurtoren zijn vergelijkbaar met die bij Neist Point op Skye, maar de vuurtoren is helemaal van baksteen. Vroeger leefden hier drie gezinnen. De vuurtorenwachter en twee assistenten. Gezamenlijk waren ze verantwoordelijk voor de werking van de vuurtoren die in 1862 werd gebouwd.

Uitgewaaid en met opnieuw met coupe windhoos rijden we terug naar Stornoway voor nog wat boodschappen en dan door naar Grimshader, naar de kip en de hottub!

We bewaren de hottub dit keer tot na het eten. Het avondlicht schijnt op de heuvels en vanaf verderop komt een regenbui aanwaaien. We zien vier regenbogen. We willen nooit meer naar huis.