We slapen allebei niet echt lekker, dit hotel heeft echt een beetje vreemde vibe. Na het aankleden werpen we even een blik in de ontbijtruimte en besluiten dat ook dat ons niet erg bevalt. Tijd om hier gewoon te vertrekken.
Op Foursquare zie ik dat er een goed koffietentje in de buurt zit; Black Velvet Espresso. En dat klinkt veel beter dan droge cereals in een kommetje melk en koffie uit een thermoskan. Black Velvet blijkt inderdaad erg leuk. Ze hebben er ook chocola (Dick Taylor!) en BBQ saus van een micro brewery. Een reepje Dick Taylor Belize gaat met ons mee (en wordt daarna mishandeld in de koelbox…I know, vreselijk slecht).
Rond een uur of half negen gaan we daadwerkelijk op pad. De eerste stop van vandaag is Mono Lake. Mono Lake is een zoutmeer dat bekend staat om zijn grillig gevormde zoutpilaren: tufa’s. Het meer is bijna drie keer zouter dan de zee. Het water van het meer voelt als je er iets van op je handen doet een beetje zepig en smaakt naast zout ook bitter. Rondom en in het meer leven heel veel hele kleine vliegjes, die zich helemaal hebben aangepast aan de omstandigheden van het water. Naast deze vliegjes leven er ook kleine garnaaltjes en samen vormen zij het voedsel van heel veel verschillende vogels die het meer bezoeken. Wij zien vandaag vooral heel veel hele mooie zwaluwen: violet-green swallows. Helaas lukt het niet er eentje goed op de foto te krijgen.
Wij bezoeken de South Tufa Area waar een mooie trail vol met informatieve bordjes is aangelegd. En het ruikt er zó lekker! Overal groeien grote struiken sagebrush (alsem), echt heerlijk om tussen te wandelen. Wat ik niet wist is dat heel veel tufa’s helemaal niet in het meer staan, maar op het land. Het maakt weer een bijzonder geheel.
Na ons bezoekje aan Mono Lake (wat een stuk langer duurde dan we hadden verwacht, de wandeling was zo fijn!) vertrekken we richting Bodie State Historic Park. Dit betekent een omweg van 50 minuten heen en terug, maar we willen dit echt supergraag zien. En veel rijden doen we toch al.
Bodie is één van de best bewaarde ghost towns in de Verenigde Staten. Van het verlaten goudmijnstadje staat nog ongeveer 5% van de oorspronkelijke bebouwing overeind. Dat lijkt weinig (dacht ik ook) maar Bodie was in de hoogtijdagen echt een serieuze stad. In 1879 leefden er zo’n 10.000 mensen. Er was een Chinatown, een Red Light District, verschillende mijnen, kerken, scholen, winkels, gemeenschapshuizen en hotels. Toen de opbrengsten van de goudmijnen terugliepen en de stad tweemaal getroffen werd door een grote brand liep het inwonersaantal steeds verder terug. De laatste inwoners verlieten rond 1940 de stad.
In 1962 werd het stadje uitgeroepen tot state park en behoudt men het voor verder verval. Het mooie van Bodie is dat het verder niet commercieel wordt uitgebuit. Er zijn geen eettentjes, geen mannen verkleed als cowboy, geen opgeknapte interieurs en geen grote giftshops. Alleen in het museumpje (gevuld met vooral heel veel gebruiksvoorwerpen) kun je wat boeken en ansichtkaarten kopen.
Je mag Bodie gewoon op eigen gelegenheid bezoeken, hoewel er ook tours zijn. Wij doen het eerste en struinen, met behulp van een boekje, door de straten van het stadje. Ik dacht echt dat we met een uurtje wel klaar zouden zijn, maar het is zo gaaf! Je mag de meeste gebouwen niet in, maar je kunt vaak wel door de raampjes gluren naar de restanten van de interieurs. Overal staan nog allerlei wrakken van wagens, machines, auto’s en karren en het spreekt allemaal enorm tot de verbeelding. Uiteindelijk moeten we onszelf echt dwingen te vertrekken, want anders komen we nooit aan de andere kant van de bergen terecht.
De bergen over ja, want we moeten nog helemaal via de Tioga Pass aan de andere kant van de Sierra Nevada terecht komen. Yosemite is het eerste national park waar we niet in of vlakbij slapen. Het is zo populair dat het vinden van een overnachting echt heel lastig is en ik was in september al veel te laat voor juni. Tenminste, als we een normale hotelkamer wilden en geen tent. We hebben nu een prachtige B&B gevonden in de buurt van Mariposa en als die in het echt net zo leuk is als de reviews doen geloven dan gaat dat heen en weer rijden peanuts zijn.
Het rijden van de Tioga Pass is alles behalve een straf. Het is zo waanzinnig mooi weer. Het is heerlijk om na al die dagen woestijn nu tussen de bomen te rijden. Het ruikt ook hier weer zó lekker! We zien een waterval onderweg, de meest prachtige uitzichten…wat een feestje! Uiteindelijk doen we ook hier natuurlijk veel langer over dan gepland, er is zoveel moois te zien dat we blijven stoppen. We picknicken kort bij Tenaya Lake, maar dat is niet zo’n succes. Er zitten heel veel muggen die met name Remco weer compleet opvreten.
In Mariposa proberen we een supermarkt te vinden. Maar dat is toch lastig zonder bereik! Ik heb dus echt al de hele dag 0.0 signaal en zelfs in Mariposa is er maar sporadisch verbinding. We komen terecht in een soort drankwinkel die ook wat kruidenierswaren verkoopt. Als de verkoper ons teleurgesteld ziet afdruipen wijst hij ons spontaan de weg naar een goede supermarkt. Hoera! Het blijkt nog een supergoede te zijn ook en we kopen allerlei lekkere dingen voor morgen, in Yosemite. Na het boodschappen doen denken we nog een snel burgertje te doen bij een échte diner (zoals in de film), maar dat duurt laaaang. En het is niet eens zo lekker ook. Happy Burger Diner maakt ons niet heel happy.
Gelukkig maakt de B&B ons wél happy! Hij ligt echt in the middle of nowhere en tijdens het rijden vraag ik me af wat ik nu weer geboekt heb, maar het is een geweldige plek. Onze kamer is vrij hysterisch ingericht, in een beetje Indiase stijl, maar doordat alles zo mooi is doorgevoerd klopt het hele plaatje. De badkamer is prachtig, de douche heerlijk en onze hosts enorm vriendelijk. Het is zo leuk om weer op een plek als dit te slapen, in plaats van in toch wel onpersoonlijke hotels. Blij! Ook blij worden we van het feit dat we in slaap kunnen vallen met de ramen open, het geluid van krekels en een hemel vol sterren. Gelukkig slapen we hier twee nachten!